Berooid, gekooid en geprooid in de dagen der dagen.
Van talloze antwoorden vergat ik slinks alle vragen.
Mijn ziel vond mijn lichaam een slecht zittend kostuum.
Er was bewijs van leven, maar het voelde posthuum.
Wat een treurnis, verpakt in charmante vrolijkheid.
Soepel laverend door depressies op zeilen van jolijt.
Gevangen, vol verlangen in het doolhof van mijn geest.
Enkele oplevingen, maar bij benadering te bedeesd.
Nu overspoelt mij een louterende, brutale euforie.
Na een harde, lange strijd, kraait deze haan victorie.
Ik laat het langzaam los, ontknoop de knellende touwen.
Een daverend saluut aan het leven, geen tijd om nog te rouwen.